17 februari 2015 |
Soms droom ik over jou. Dan neem je me vast met beide handen. De lucht is zo mooi van hierboven. Je vangt me op. Jouw handen stevig rond mijn zij. Mijn benen rond je lichaam geklemd. Alsof ik een berg beklimmen wil en heel goed besef dat ik eigenlijk al boven ben. Het uitzicht is hier fenomenaal. Jouw haren door elkaar. Je zachte huid. Je blauwe kijkers die mij teder aanstaren. Achter mij gaapt ijle lucht. Bodemloos. Maar je hebt je handen in mijn rug geplant. Ik voelde me nooit zo veilig. Jij en ik. In de hemel ver weg van alles en iedereen. Je lippen die me kussen op mijn hals. En je hart dat passioneel in mijn bloed klopt en klopt en binnen mag. Soms droom ik over jou. Dan zitten we samen op de bank. Mijn hoofd op je schoot. Jouw hand op de mijne.
Een moederschoot misschien – ooit, dat wensen we stil – maar zo lang droom ik natuurlijk nooit. Jouw adem stelt mijn oren gerust. Gesust. Je bent er nog.
Mijn lijf leeft, omdat jij zo dicht bij me bent, en me vasthoudt. Laat dit maar dagen duren. Zo veel liefde heb ik vast nooit gekend. Ik wil vergeten dat dit eindigen zal. Als de tijd tikt, wie tikt hem dan terug? Geen idee, maar ‘k wil het graag proberen. Voor ons. Voor jou. Voor vannacht. Om je nog even bij me te houden. Soms droom ik over jou. Dat is het mooiste wat er is. Als de nieuwe dag dan komt, duw ik hem weer het donker in. Ik draai me om en ga op mijn witte doek weer op zoek naar jouw hand in de mijne. Maar dromen kan enkel spontaan. Ik kan je niet dwingen terug in mijn hoofd te komen. Ik heb geen stem in jouw komen en gaan. Maar als je hart klopt, laat ik je binnen. Meteen. Als de tijd tikt, tik ik hem wel terug. Al lukt dat maar heel even. Soms droom ik over jou. Dat is het allermooiste wat er is.