31 januari 2017 |

Van Leentje leerde Lotje.
Van langzaamaan, niet te overhaast.
Van linkervoet, dan rechtervoet,
en weer van voor af aan.
Van rennen voor je leven,
van buiten adem en verademing.
Van adem benemen, van water van een berg,
langs je wang, over je rug.
Van tranen, van angst, van ontlading,
om alles even te vergeten. Van terug.
Van opstaan en weer vallen.
Op eieren, op dun ijs. Van kraken op sneeuw.
Van over water. Later als je groot en sterk.
Van Leentje leerde Lotje. Daarvan.

Van je leven voor vandaag.
Van de dag, van het jaar dat voorbij.
Van stof waarin je je vastbeet,
van je kop uit het zand, van leren.
Van lijst, van taakverdeling,
uit verveling, omdat het moet. Omdat je zoekt.
Van je leven voor vandaag.

Van een straat, een punt dat een kruis draagt.
Van drie keer vallen en weer op.
Van een rivier met een brug.
Omdat het te druk, te diep, te lang.
Van wachten aan een zebrapad.
Van de ene kant naar een andere rand.
Van los- en ver- en achterlaten.
Van een spel, van hand in hand.
Van een punt dat een kruis draagt. Daarvan.

Van een bedding, van ons hoofd.
Omdat er te veel, te snel, te meer dan we kunnen.
Van niet meer kunnen.
Van buiten de oevers. Van kokend en heet.
Van buiten de lijntjes. Van inkt, van te hard.
Van liefde. Van vol. Van woorden die we menen.
Van een bedding. Van ons hart.

Van datgene. Voor die ene. Van poëzie.