24 februari 2021 |
Rouw is een donkerblauw gevoel. Het is een bange stille ode aan het leven voor de dood. Oorverdovend. Het verlamt de tijd en tegelijkertijd wordt het nacht en dag en het gaat maar door. Het verlamt je hart. Het wiegt je in slaap, langverwacht, maar vaak onverwachts, wakkert het hard. Het komt, goed bedoeld, maar raakt soms zelf de draad kwijt. Soms weet je niet hoe het voelt, want hoe goed bedoeld ook, het komt altijd als een klap. Als een vuurpijl in het holst van je hart, in het midden van de dag. Je kan er niet omheen. Wel even, maar dan brandt het des te harder. Nooit lang, het eist zijn plek. Rouw sleurt je de diepte in, als een dolgedraaid kompas. Het is schreeuwen om wat was. Het maakt je moederziel wees. Ontheemd. Het trekt je weg van huis. Rouw is heimwee, hunkeren, huilen, hinken (want je voelt je verminkt), en het benijdt je als het leven even naar je lacht. Het is de stilte in een beeldenstorm van herinnerdingen. Rouw is ruwte, luwte. Een krater in je lijf. Het is de hemel die naar beneden valt. Rouw blauwt, is niet te stelpen. Het kneust, als een blauwe, blinde, allesziende plek achter je ogen. Vermoeide tranen, zo moeilijk te drogen. Haast ondraagbaar. Het gaat maar door. Rouw ligt op de loer als een sluipschutter, maar rouw kan niet alleen. Rouw hoeft nooit alleen winterkou te zijn. Het sneeuwt. Het is een stukje van de hemel hier beneden en net dat doet zo verschrikkelijk veel pijn. Want alles wat daar is, daar kunnen we hier niet bij. De aarde draait de verkeerde kant op. Het licht is het noorden kwijt. En die leegte, dat verdwijnen, dat maakt ons gewond. Rouw is liefde (maar dan vermomd).