5 maart 2009 |
Een vage gruwel trok over mij,
terwijl de zon zijn altijddurende reis voortzette.
Ontluikende krokusbloemen als aankondiging
van de lente en geen klaprozen als aandenken
aan die Groote Oorlog, kleurden de Ieperse vlakten.
Alles was anders. Niets nog hetzelfde.
De toekomst van nu tegenover de toekomst van toen.
Leven tegenover dood, maar beiden geliefd.
Een plots samengaan van zon en regen,
hoop en bedrukking, kleurden een stuk van het
hemelwezen. Iris was hier al geweest,
had alle onschuldige kinderzielen al
naar de eeuwigheid gebracht.
Straks zou de nacht komen, haar voorbode de maan,
halfstok voor alle gesneuvelden.
En onder een boog van licht en menselijkheid,
hoorde ik warm trompetgeschal.
‘Gegroet, aan Gij die sneuvelden
in dezen Grooten Oorlog. En bedankt.’
Ik zal de vrijheid koesteren en aanbidden.
De vrijheid waarvoor jullie vochten,
zelfs tot aan de bevrijding uit het vagevuur.