25 februari 2019 |
Bedenk de druppels in de wolken.
Het zout langs het zand,
de zucht in de wind. Bedenk een kind.
Bedenk de nerven in het groen,
het stuifmeel in de lucht.
De chaos tussen mijn oren. Bedenk bevroren.
Bedenk het nu, het hier, het af en toe.
De wimpers voor sluitende ogen en hoe.
Bedenk de zuurstof in het water,
de heimwee in later, het breken van licht.
Droom zacht en zing en dicht.
Bedenk het kloppen van een hart tegen dat van jou.
Bedenk blauw en dauw en dat ik van je houd.
Bedenk een schommel in je hoofd.
(Doe je voorzichtig? –Beloofd.)
Bedenk de sprankel in een zeepbel, bedenk
je-weet-wel en het maanlicht in de nacht.
(Ik heb op jou gewacht.)
Dan bedenk ik jou en mij en
dat zo vaak tot we samen oud.
Bedenk dan omarmen
in een lepeltje van goud.