18 februari 2020 |
Ik heb jarenlang niet geweten wat mijn lievelingsboek nu eigenlijk is. Het is een dinsdag in februari en de ochtendzon valt op het achtersteven van de hoogste kamer in ons huis. Als ie tussen de wolken door glipt, maak ik mijn ogen tot spleetjes om dit blad te kunnen zien, om dit te kunnen schrijven. Het boek dat ik nu lees, doet me schrijven.
Ik weet nu waarom ik nooit echt één titel kon noemen als mijn favoriete gebonden verhaal: omdat precies dit boek ergens geduldig op me wachten moest. Ik vond het een paar weken terug op een regenachtige zondag in de stad, in een boekenwinkel achterin, waar schoonheid nog bepaald wordt door oprechtheid en gewoonheid. Geen sierlijk opgestelde kaften, geen smuk, geen kijk-naar-mij. Maar gewoon een man aan een leestafel, muren vol boekenplanken alsof je in een bibliotheek staat van decennia geleden. En daar lag het achterin, bovenin, tussen zo vele andere titels en kaften en letters en verhalen: een blauwe rug die plots mijn aandacht trok. Toon Hermans. Een dagboek. Twijfel bestond niet. Ik nam het in mijn handen. Het was heerlijk tweedehands, of derde of vierde, dat wil ik kwijt zijn. Het ruikt naar geschiedenis en het herinnert met vlagen aan koffie die iemand anders dronk in een andere tijd. Dat ontdekte ik zopas.
Ik heb het boek nog maar een korte tijd in mijn handen gehad, in ons warme bed dat jij net achterliet om aan de werkdag te beginnen, terwijl buiten de gure wind blaast en tiert, maar ik wist het meteen: dit is mijn lieveling. Vraag me niet waarom, want dat is het mooie: ik kan niet uitleggen waarom. Net zoals je van ware liefde niet kan uitleggen waarom het je zo verliefd maakt, waarom je nooit iets anders meer en voor altijd alleen die verbondenheid nog wil. Daarom. Omdat het onuitlegbaar is. En omdat het me verlangen doet. Als het boek gebak was, dan was ik het kind dat zou smeken om het als vanuit Pollocks penseel verlaten beslag in de mengkom zorgvuldig te laten verdwijnen en er meesterlijk van te genieten. Ik ben nog niet ten einde en hoop dat dat moment op zich laat wachten, want dit boek lezen doet de hele wereld verdwijnen en legt tegelijkertijd uit waar de hele wereld om draait.
Klasse, net omdat het geen klasse nastreeft, maar gewoon over een man gaat die wil schrijven, een man die wil blijven in de gewoonheid van alledag, in de stroom van zijn gedachten, in de liefde. Wat hij schrijft, is zó menselijk. En precies daarin raakt hij het goddelijke aan. In zijn zinnen lees ik herkenning en vind ik verbazing (ik verwonder me ontelbaar en talrijk tussen de lijnen door) en ik kom ezelsoren tekort, dus ben ik van plan dit boek gewoon grijs te draaien, totdat ik Toons woorden van binnen tot buiten kan voelen en nog. Als je dit jaar ook maar één boek vastneemt om te lezen, laat het dan dit zijn. Alsjeblieft. Tussen mei en september. En vertel er daarna over, honderduit.