19 juli 2017 |
Hier hoor ik thuis.
Legt liefde zich te slapen in de schelp
van mijn oor. Het ontwaken.
Hoor ik de zee en het water en het geklater
van de regen en de wind door de bomen
en onuitgesproken dromen.
Voel ik een ademhaling die samen
met de mijne gaat en doet en laat.
Een hand door mijn haar en heel even maar
een stem die zich verheft
tot meer dan ie had kunnen zijn.
Hier hoor ik thuis.
Vallen woorden soms verkeerd, maar
vieren liedjes erop los in de ochtend
of op een onbewaakt moment.
Waar iemand het melodietje herkent.
In de auto, in de tuin, onder de bomen het bos.
Een schommel. En dan nog voel ik thuis.
Strijkt een stem langs mijn gelaat.
Nooit te vroeg, altijd te laat.
Gaat de bel niet, klopt ons hart.
Denken we terug aan ons schoentje
dat we zetten of thee.
Een kopje of twee met honing en zoet.
Zwoel de nachten in de zomer en het gezoem
van een mug en een olifant.
Ik land hier vaak. Hier stijg ik op boven de daken uit.
Hier hoor ik thuis. Leggen licht en lucht en adem
zich te slapen in mijn kruin. Kom ik kroelen.
Hier bedoelen we niet altijd wat we zeggen,
maar hoeven we niet uit te leggen hoeveel en
hoelang nog en wanneer en waarom.
Verbazen we de zon met onze regenbuien.
Dansen we op blote voeten. Slaan we met deuren.
Vechten we met kussens en zoenen we bij afscheid.
Verliezen we de tijd uit het oog.
Verjaren we veel en lang en lustig.
Hier hoor ik thuis.
Jouw hand op de sleutel in het slot.
Ik ben thuis, roep ik. En je hoort het.
Een hart waarin onderduiken ruiken wordt
van versgebakken brood en taart.
Ik hoor je luisteren en fluister met je mee.
Hier hoor je thuis.
Een geluid zo vederlicht als de eerste sneeuw
en winterdagen die niet vragen hoe we als engelen
bij elkaar lagen in dat veel te grote bed.
Hier horen we thuis
en dat blijf ik herhalen tot onze verhalen
verleden en geweest zullen zijn;
op een dag hoor ik thuis. Als de zee
in de schelp van jouw oor komt liggen.