22 januari 2020 |

Dit is ons lieve leven.
Een tussenin.
Ons hoofd kust het hart
en we zijn apart gekomen,
zoals dromen, en
we sprokkelen drijfhout op de tast,
blind voor wat er was,
daarvoor, toen we nog niet van de tijd,
maar alleen van onszelf,
in de gewelven van de moederschoot,
nog voordat we de geluidsmuur braken.
(Altijd blijven we te klein voor een tafellaken.)
Het gaat over op den duur.
Toen ik werd, onderbrak ik
de eeuwigheid, viel er middenin,
waar de tijd toch randen heeft.
Ik ben een tussenin,
dat besef ik intussen
en ik laat mijn lippen kussen,
mijn hart,
en de kat ligt tussen ons in.
(Ik heb je lief voorbij de randen,
blindelings.)